Scroll down Ga terug naar het overzicht

Luiermand

Delft, circa 1670-1685

Herkomst: Delft

Gemerkt: Niet gemerkt, decoratie naar Adriaen van Ostade

Datering: Circa 1670-1685

Afmeting: 11.3 cm x 34 cm x 39 cm

Provenance: ex. Collectie Jhr. Six van Vromade, Fl. 310,-, M. Keerzer;

Veiling Jack Niekerk, Amsterdam, 18 oktober 1932 lot 235.

A.. Vecht, Amsterdam

 

Een luiermand werd doorgaans gemaakt van gevlochten wilgentenen , riet of hout en de vorm is vrijwel gelijk aan die van de mangelbakken. Bij zeer welgestelde families kon men een zilveren luiermand, ook wel kleerben (ben= mand) aantreffen die als statussymbool in de kraamkamer te pronk werd gezet. Hierin lagen de kostbaarste kledingstukken die bij de doop gebruikt werden zoals het met rood fluweel en kant omzette boven- en kamerdoekse onderdoopluur (luur = luier) kleed, de handschoentjes en het kanten mutsje etc. De voorstelling op het vlak van deze luiermand laat niets aan duidelijkheid te wensen over. We zien een Oud Hollands binnenhuis met in het midden een gevlochten rieten wieg. De moeder heeft zojuist het kind verschoond, terwijl de vader een pijp opsteekt. Een dergelijke voorstelling is bekend op een mand van kleiner formaat die wordt toegeschreven aan de plateelbakkerij Het Moriaenshooft van de familie Hoppesteijn.

De vorm van de luiermand vertoont veel overeenkomsten met een houten mangelbak afkomstig uit diezelfde periode, terwijl de halve ronde gedraaide ornamentjes op de rand direct ontleend zijn aan de uit het Brabantse Halle afkomstige gevlochten rieten luiermanden. In klein formaat treffen we deze aan in de inventaris van de poppenhuizen. De monsterkoppen in de openstaande wand kunnen zowel ontleend zijn aan het houtsnijwerk als aan het zilver uit de tweede helft van de zeventiende eeuw.

Luiermanden zijn reeds lang in onbruik geraakt. Alleen de aller kostbaarste exemplaren zijn bewaard gebleven. Deze Delftse luiermand heeft deel uitgemaakt van de destijds beroemde verzameling van de familie Six van Vromade, die dit stuk in langdurig bruikleen heeft gegeven aan het Gemeente Museum te Arnhem en vervolgens aan het Museum in Delft. Vervolgens is dit voorwerp uit de gouden eeuw decennia lang gekoesterd door A. Vecht (1886-1965), een van de grootste kenners op het gebeid van Delfts aardewerk.

Literatuur:

-Cat. Kent en versint, Eer datje mint. Vrijen en trouwen 1500-1800 (Zwolle 1989) Red. Pretra van Bohemen e.a. pag. 211.

-Prof. Th. H. Lunsingh Scheurleer. Enkele oude Nederlandse kraamgebruiken. Antiek, VI, 1971- “72. Pag. 297-332.

-Dr. Jan Daniël van Dam. “Vijf mandjes en een kannetje uit een fabriek; het belang van merken op Delftse Faïence. Vormen uit Vuur-1998-1 pag. 16-25. In het bijzonder afb. 5.

-Dr. Jet Pijzel-Dommisse. Het Hollandse Pronkpoppenhuis. (Amsterdam-Zwolle 2000) pag. 32, no: 26.

-David Mulder “Museum Six” een negentiende eeuwse kunstverzamelaar. In: De Gouden Bocht van Amsterdam. Pag. 246-255.

Prijs op aanvraag