Scroll down Ga terug naar het overzicht

Beeldje “Geschiewes”

Door Joseph Mendes da Costa, 1902

Materiaal: Grès ceramiek

Herkomst: Amsterdam

Artiest: Joseph Mendes da Costa ( 1863-1939)

Datering: Vervaardigd in 1902

Afmeting: Hoogte: 19.5 cm

 

Het beeldje stelt een toneeltje voor uit het Amsterdamse Joodse volksleven. Een vrouwtje bewondert het kindje dat een andere vrouw op haar armen draagt. Drie figuurtjes zijn door de beeldhouwer tot een levendige, maar gesloten groep samengebonden, waarin de drie personen tot een formele drieklank versmelten.

De titel van het beeldengroepje “Geschiewes”, een woord uit de Amsterdams Joodse volkstaal, dat zo iets als ‘schatje ‘ betekent vormt een hoogtepunt van een groep vrije en schilderachtige kleine groepjes, die Mendes in klei heeft gemodelleerd en van een fijne glazuur heeft voorzien. De oudere vrouw aan de rechter kant van het groepje, buigt zich voorover om het kindje te strelen, dat een andere vrouw op haar armen draagt. In dit gebaar van toeneiging, van vooroverbuigen, komt al de tederheid tot uiting, die het eigenlijke thema van het groepje is. Het drietal hoofden, dat de bekroning van het groepje vormt, brengt dit gevoel nog duidelijker naar voren: deze vormen een eenheid en sluiten de drie figuren op een aandoenlijke wijze aaneen. De oudste vrouw en het kindje, het hoofdje in een muts gehuld, zijn en profil gezien. Het hoofd van de moeder verschijnt en face en bindt de vormen aan elkaar. De kunstenaar heeft nog meer middelen gebruikt om het groepje tot een geheel te maken. Zo is bijvoorbeeld het jak van de oudere vrouw en het jurkje van het kindje in hetzelfde gestippelde patroon gehouden, waardoor de twee figuren optisch gezien naar elkaar toegroeien. Het kindje rust op de armen van zijn moeder, maar de rust van die schuwe, ingetogen houding wordt veelal vertolkt doordat het figuurtje van het kind boven de grote vormen uitrijst van de rok van de moeder, die als het ware als een eenvoudige sokkel is vorm gegeven, alleen verlevendigd door twee punten van haar omslagdoek, die als een console het lichaampje van het kind steunen.

Zo ontstaat in deze groep een concentratie, zoals de kunstenaar het heeft bedoeld: de toenadering tussen oud en jong, op de tederheid van gebaar en gevoel. Het is typerend voor het werk van Mendes uit zijn overgangstijd, dat hij deze simpele gebaren en duidelijke gevoelens. Die inspiratie heeft hij ongetwijfeld gevonden in de buurt waarmee hij zo vertrouwd was.

Joseph Mendes da Costa werd in 1863 geboren als zoon van een zerkenhouwer (Matseiwemaker). Hij heeft gewoond aan de Nieuwe Prinsengracht bij de Manegestraat. Hij heeft het vak geleerd in de werkplaats van zijn vader. En mocht daarnaast als 16 jarige jongen lessen volgen op de Quellinusschool.

In 1885, het jaar van het eerste verschijnen van De Nieuwe Gids, sloten ook jonge beeldende kunstenaars zich nauwer aaneen; de Vereniging Labor et Ars (LEA) die naast hem, Zijl, Dijsselhof, Nieuwenhuis en Zwolle tot haar leden telde, was het centrum van dit vriendschappelijke contact.

De kern van de verandering die deze kunstenaars voorstonden was het besef dat de beeldhouwkunst en haar zusterkunsten steeds in verband met de architectuur  hadden geleefd en zo hun bloei hadden bereikt, en dat dit ideaal van een ‘gemeenschapskunst ‘ ook thans te verwezenlijken viel. Dit nieuwe inzicht stond in duidelijke tegenstelling tot de toen aanvaarde beeldhouwkunst die van Rodin en zijn geestverwanten, waarin de kunstenaars de mogelijkheden van het vrijstaande beeld met al haar spelingen van lichtval en oppervlakte behandelingen juist tot het uiterste trachten uit te buiten.

Mendes’ kunst staat aan het begin van de nieuwe fase in Nederland, zoals in België het werk van Joris Minne, en in Frankrijk Aristide Maillol. Mendes, die in zijn studietijd haast impressionistisch te noemen stijl heeft gewerkt, een stijl die in Nederland vooral door het vroege werk van L. Zijl is vertegenwoordigd, komt door de eeuwwisseling tot zijn eerste grote werken in architectonisch verband: twee trapgevels voor een kantoorgebouw te Surabaya, waarvoor de architect H.P. Berlage hem de opdracht deed toekennen.

Louk Tilanus vermeldt in zijn boek “De Kunst van Mendes da Costa 7 exemplaren van “Geschiewes “ Het huidige exemplaar is direct afkomstig van een  particuliere verzamelaar die het beeldje destijds direct van een van de nazaten van Mendes da Costa heeft verworven. Het is voor het eerst dat dit beeldje in de handel is. Buiten deze bevinden zich er nog drie in particulier bezit. De andere exemplaren maken deel uit van de collectie van resp. Rijksmuseum Kröller-Muller Otterlo, Joods Historisch Museum en het Amsterdam Museum, en een exemplaar in het Groningsmuseum deel uit makend van de collectie Veendorp.

Prijs op aanvraag